Tuinkers uitvoeren experiment en rapporteren

Pagina top navigatie elementen

Tuinkers

Uitvoeren experiment en rapporteren

Transcript

LEERKRACHT: We zijn veel meer eigenlijk erover aan het praten. En omdat we het echt elke dag bijhouden, zien ze ook veel meer, gaan ze veel meer op de kleine verschillen letten.

LEERKRACHT: Wat is er gebeurd?
LEERLINGEN: Gegroeid.
LEERKRACHT: Ze zijn helemaal gegroeid, ja. Misschien moet je ze even goed bekijken met je vergrootglas, wat er allemaal anders aan is.

LEERKRACHT: Gisteren was het zo, vandaag is het weer een beetje anders. Hoe komt dat? Wat is er gebeurd? Welke verschillen zie je? Dus we praten eigenlijk er nog veel meer over en de kinderen gaan nog veel meer nadenken, ook over hoe ze dingen kunnen verwoorden.

LEERLING: Ik zie bij dit plantje dat ie een beetje heel klein is en beetje ander kleurtje heeft.
LEERKRACHT: Oh ja?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Zitten er ook kleinere plantjes tussen? Hoe zou dat komen?
LEERLING: Ik zie dat dit plantje een beetje kleiner is.
LEERKRACHT: Die is nog een beetje klein.
LEERLING: Ja en hij heeft een beetje andere– andere blaadjes.
LEERKRACHT: Anders dan de rest. Hoe zou dat komen dan?
LEERLING: En deze is een beetje groter.
LEERKRACHT: Wat zou er dan met die gebeurd zijn, die andere blaadjes heeft en een beetje kleiner is?
LEERLING: Misschien heeft ie een beetje– heeft ie meer zon gehad.
LEERKRACHT: Dat zou kunnen.
LEERLING: Deze is ietsjepietsje kleiner.
LEERKRACHT: Ietsjepietsje kleiner. Dus ze zijn niet allemaal precies even groot geworden?
LEERLING: Nee.
LEERKRACHT: Nee, dat niet. Zijn jullie allemaal precies even groot?
LEERLING: Ja.
LEERLING: Ik denk het niet, ik denk dat…
LEERKRACHT: Zullen we eens– zullen we maar– zullen we eens gaan staan dan allemaal?
LEERLING: Oké.
LEERKRACHT: Ga eens even staan. Zijn jullie allemaal precies even groot?
LEERLING: Nee.

LEERLING: Dus allebei hebben water gekregen. Maar die staat in het donker en het plakselmatje is geel.
LEERKRACHT: Oh ja. Dus daarom zijn de plantjes ook geel geworden, denk je? Omdat ze in het donker staan of omdat het matje geel is?
LEERLING: Omdat ze in– omdat ze in het donker staan.
LEERKRACHT: Omdat ze in het donker staan.

LEERKRACHT: Niet alleen, van: ik zie iets, maar ook: ja wat zie ik dan? En hoe– hoe vertel ik dat dan aan een ander, wat ik zie? Dus daar praten we – ja eigenlijk nog meer over, ja.

LEERLING: Ik pak een…
LEERLING: Ik pak een hele grote.
LEERLING: Kijk eens, juffrouw.
LEERLING: Wow! Juffrouw, kijk eens hoe groot mijne is.

LEERLING: … hier in de bovenste.

LEERKRACHT: Hé, goed zo allebei, plakken we er ook in.

LEERLING: Ik moest … steeds erin kleuren.
LEERKRACHT: Ben je aan het inkleuren?
LEERLING: Met zwart?
LEERLING: Dit is het bovenste– dit is het– dat zijn– is het blaadje. Dat is het steeltje. Dit is de wortel. Dit is het zaadje. 

LEERKRACHT: Maar op dag drie, even kijken, wat is er op dag drie gebeurd?
LEERLING: Een reuzeplant.
LEERKRACHT: Nou, een reuzeplant is het geworden.
LEERLING: Lijkt wel bijna tuinkers.
LEERKRACHT: Is het bijna tuinkers of al helemaal?
LEERLING: Nee bijna.
LEERKRACHT: Bijna, ja? Wat moet er nog veranderen voordat het helemaal tuinkers is?
LEERLING: Er moet eerst nog een kers aan komen.
LEERKRACHT: Er moet een kers aan komen. Denk je dat er een kers aan komt omdat het tuinkers heet?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Ja. Dat zou wel leuk zijn, maar dat heeft dit plantje niet.
LEERLING: Oh.
LEERKRACHT: Zo ziet het eruit, tuinkers, maar er groeit geen kersje aan.
LEERLING: Jammer.
LEERKRACHT: Dat zou nou lekker zijn geweest.
LEERLING: Ja. Dan eet ik ‘m lekker op.
LEERKRACHT: Dat zou lekker zijn. Zou je deze ook kunnen eten, denk je?
LEERLING: Nee.
LEERKRACHT: Nee… Helemaal niet? Ben benieuwd.

Omschrijving

In dit fragment zie je delen uit de vierde les van de serie ‘Tuinkers'. Dagelijks wordt de groei van de tuinkers in kaart gebracht. De leerlingen bekijken daarvoor met een vergrootglas de groei en halen een plantje tuinkers uit elk bakje. Vervolgens plakken ze die in hun logboek om de groei bij te houden. De leerlingen vertellen wat de verschillen zijn tussen de tuinkers uit de twee plantenbakjes. Ze gebruiken veel cognitieve taalfuncties om aan te geven hoe de verschillen zijn ontstaan en om conclusies te trekken. Voor meer informatie over hoe je als leerkracht de leerlingen kunt uitlokken om cognitieve taalfuncties te gebruiken, klik je hier.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Tuinkers

Kijkwijzer

1) Zie je hoe de leerkracht feedback geeft? (00:10)
Leerkracht: Wat is er gebeurd?
Leerling: gegroeid
Leerkracht: Ze zijn helemaal gegroeid, ja.
Wat is het effect van deze manier van feedback geven op de taalontwikkeling?

2) De leerkracht zegt in het interview het volgende: Gisteren was het zo, vandaag is het weer een beetje anders. Hoe komt dat? Wat is er gebeurd? Welke verschillen zie je? Dus we praten er eigenlijk nog veel meer over en de leerlingen gaan nog veel meer nadenken, ook over hoe ze dingen kunnen verwoorden (00:22).
Zie je dat de leerkracht door vragen te stellen de leerlingen uitlokt om meer cognitieve taalfuncties te gebruiken? Voorbeelden van vragen zijn:
Zitten er ook kleinere plantjes tussen? Hoe zou dat komen? (oorzaken/verklaringen)
Wat zou er gebeurd zijn? (procesbeschrijving)
Dus daarom zijn de plantjes geel geworden, denk je? (conclusie)
Wat moet er nog veranderen voordat het helemaal een tuinkers is?

3) De leerkracht stelt de vraag ‘Wat moet er nog veranderen voor het helemaal een tuinkers is.’ (03:06)
Leerling: ‘Er moet eerst nog een kers aankomen.’
Zie je wat een correcte grammaticale zin de leerling formuleert en daarbij het woord ‘eerst’ gebruikt waarmee hij een tijdsverloop uitdrukt? Zie je ook hoe respectvol de leerkracht reageert op het antwoord van de leerling? Ze herhaalt het antwoord en vraagt na of de verklaring klopt: ‘Denk je dat er een kers aan komt omdat het tuinkers heet?'

Opdracht
Wissel uit: betrokkenheid tijdens een groepsgesprek
De leerkracht bekijkt met een groepje leerlingen de voortgang van het experiment. Hoe zorgt ze ervoor dat het groepje betrokken is en blijft bij het gesprek?

lesfasen